Begin mei had 8,4% van de gezondheidswerkers in Belgische ziekenhuizen antilichamen tegen SARS-CoV-2, het virus dat COVID-19 veroorzaakt.
Dat blijkt uit een onderzoek van het Belgisch instituut voor gezondheid Sciensano en het Instituut voor Tropische Geneeskunde (ITG) in Antwerpen.
Tussen 6 en 10 mei werden 785 bloedstalen genomen van een representatief aantal gezondheidswerkers in Belgische ziekenhuizen. 80% van deze gezondheidswerkers oefent een paramedisch beroep uit, 20% van hen is arts.
De helft van hen is ouder dan 39 jaar (jongste 20 jaar, oudste 67 jaar) en de meerderheid (80%) zijn vrouwen. Zowel personeel dat werkt op COVID- als niet-COVID-afdelingen werd getest.
Ook zorgpersoneel dat eerder positief testte, kwam in aanmerking.
Deze resultaten reflecteren infecties die minstens 2 weken voor de bloedafname plaatsvonden. Bovendien meldde meer dan 90% van de deelnemers die positief testten voor antilichamen ten minste 1 symptoom van COVID-19 sinds het begin van de epidemie.
In vergelijking met de gezonde, volwassen bevolking (4,3% antilichamen zoals bleek uit een studie in samenwerking met het Rode Kruis) hebben ongeveer dubbel zoveel gezondheidswerkers in het ziekenhuis antilichamen tegen het virus dat COVID-19 veroorzaakt.
De aanwezigheid van antilichamen is wel minder hoog dan verwacht, gezien zorgpersoneel in ziekenhuizen vermoedelijk meer wordt blootgesteld aan de infectie.
De aanwezigheid van antilichamen zegt nog niet meteen iets over eventuele bescherming bij een volgende blootstelling aan SARS-CoV-2. Daarvoor is verdere opvolging en onderzoek nodig.
Tot eind september 2020 blijven we dezelfde gezondheidswerkers opvolgen.
Maandelijks nemen we bij deze groep gezondheidswerkers een nieuw bloedstaal om de evolutie van de aanwezigheid van antilichamen in hun bloed tegen SARS-CoV-2 op te volgen.'